Wat kan jij doen om xenofobie te stoppen?

Ben & Jerry’s en journalistiek platform OneWorld slaan de handen ineen voor een drieluik over de opmars van xenofobie in Nederland en Europa. OneWorld onderzocht de oorsprong, gevolgen en bestrijding van vreemdelingenhaat. Dit onderzoek is mogelijk gemaakt met de steun van Ben & Jerry’s. Het originele artikel is hier te vinden bij OneWorld.

Hoe herken (en bestrijd) je xenofobie?

Haattaal, bangmakerij, geweld tegen asielzoekers: xenofobie lijkt steeds normaler te worden. Valt dat nog terug te draaien? En hoe herken je xenofobie eigenlijk? ‘We schuiven te veel onder tafel.’

Xenofobie is normaal geworden. Dat is de pijnlijke conclusie van verschillende experts en rapporten over de ontwikkelingen van xenofobie in Nederland en Europa. Hoewel de cijfers niet zozeer aantonen dat mensen méér xenofoob of anti-migratie zijn geworden, duiden de groei van radicaal-rechts, het verharde asielbeleid en thema’s in de media er wel op dat afkeer van of op zijn minst wantrouwen jegens migranten de norm is geworden.

Xenofobie is een haat of angst voor mensen die als buitenlands worden gezien, wat uitmondt in de uitsluiting van die mensen. Het is niet per se hetzelfde als kritiek op migratie, maar dat onderscheid niet altijd makkelijk gemaakt. De één maakt zich zorgen over de economische gevolgen van migratie maar gunt iedereen menswaardige opvang; de ander gebruikt diezelfde economische argumenten om een dodelijk grensbeleid door te voeren. De één maakt zich zorgen over het woningtekort en de almaar oplopende wachtlijsten; de ander trekt dit verder en zegt dat statushouders de oorzaak van het probleem zijn. En terwijl enerzijds wordt gezegd dat je tegenwoordig ‘niets meer mag zeggen’, slaan toezichthouders juist alarm dat haatzaaien aan de orde van de dag is.

Dus hoe zit het nou? Hoe herken je xenofobie in een tijd dat het ‘normaal’ is geworden – en hoe bestrijd je het?

Begin bij ‘haattaal’

Xenofobie is niet wezenlijk anders dan bijvoorbeeld racisme of een andere vorm van haat, zegt mensenrechtenjurist Domenica Ghidei. “Het heeft altijd te maken met vooroordelen, angst en ontmenselijking, wat uiteindelijk leidt tot discriminatie en uitsluiting.” De bestrijding daarvan heeft daarom ook twee kanten: enerzijds xenofobe retoriek aanpakken, anderzijds keiharde discriminatie bestrijden.

Om te beginnen die retoriek: hoe herken je die? Hier lijkt het sleutelwoord ‘haattaal’. Volgens een rapport van de Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie (ECRI), waar ook Ghidei aan meeschreef, is het tegengaan van haattaal één van de belangrijkste actiepunten om xenofobie en racisme te verminderen. Maar wat is haattaal eigenlijk?

Volgens het VN-Mensenrechtenverdrag en ook de Nederlandse wet ligt de grens van de vrijheid van meningsuiting bij het (expliciet) aanzetten tot discriminatie, haat of geweld. Haattaal is een iets breder begrip: dat is elke vorm van communicatie – in spraak, tekst of beeld – die leidt tot de vernedering, laster, intimidatie, belediging, discriminatie of bedreiging van bepaalde groepen op basis van hun identiteit. Een universeel verbod op haattaal is er niet, maar de meeste landen hebben er wel hun eigen wetten tegen opgesteld. In Nederland geldt bijvoorbeeld een verbod op groepsbelediging en een verbod op Holocaustontkenning.

Om haattaal te bestrijden is meer nodig dan een juridische definitie, zegt Ghidei. Er zal namelijk altijd discussie zijn over of een uitspraak als ‘haattaal’ kan worden gezien. Belangrijker is volgens haar dat iedereen – media, politiek en burgers – telkens een afweging maakt tussen de vrijheid van meningsuiting en het verbod op haattaal en een balans zoekt. “We moeten af van het idee dat je alles kan zeggen zonder verantwoording af te leggen. Vrijheid en verantwoordelijkheid gaan hand in hand in een democratie.”

Daarom pleit de ECRI onder meer voor gedragscodes in het parlement ter bestrijding van haat zaaien; voor een uitdrukkelijk verbod in de Mediawet op het publiceren van haattaal, zonder dat de vrijheid van meningsuiting in het geding komt; en mediaprofessionals, internetbedrijven en burgers moeten voorgelicht worden over haattaal. Nu stelt de Mediawet alleen nog dat media ‘passende maatregelen’ moete nemen om te voorkomen dat hun aanbod leidt tot geweld of haat.

Xenofobie herkennen begint dus bij haattaal herkennen, maar dat is niet altijd simpel. Alleen al omdat extreemrechtse figuren online vaak hondenfluitjes – verborgen boodschappen – gebruiken om racisme, xenofobie en antisemitisme te verhullen. Zo verwijzen de nummer 18, 44 en 88 op verschillende manieren naar Hitler; het gebruik van driedubbele haakjes is een manier om het over joden te hebben: extreemrechts schrijft bijvoorbeeld (((de media))) of (((de elite))), waarmee joden worden bedoeld.

photo 1 part 3.jpg

Een ander signaal van haattaal is dat groepen mensen als bedreiging voor de ‘eigen’ groep worden neergezet; vaak gaat dat gepaard met het idee dat leden van de ‘eigen groep’ die hier níet in mee gaan, ‘verraders’ zijn.

photo 2 part 3.jpg

Verder moeten bij het gebruik van dehumaniserende oftewel ontmenselijkende termen de alarmbellen afgaan. Onderzoek toont aan dat geweld of uitsluiting van een bepaalde groep makkelijker wordt geaccepteerd als zij consequent als minder dan mensen worden omschreven – bijvoorbeeld als dieren, bacteriën en parasieten. Maar ook door migratie als een klimaatramp te omschrijven, waarbij landen ‘overspoeld worden’ door de ‘tsunami van asielzoekers’ – zoals Geert Wilders het vorig jaar omschreef – is een vorm van dehumanisering.

Context doet ertoe

Haatzaaien draait om meer dan alleen taalgebruik: om te begrijpen of en hoe er wordt aangezet tot xenofobie, of een andere vorm van haat, moet ook worden gelet op de context, de spreker, het publiek en het medium. Dat stelt het Dangerous Speech Project, een initiatief van Amerikaanse onderzoekers naar ‘gevaarlijk taalgebruik’: taalgebruik dat leidt tot (de stille goedkeuring van) verbaal of fysiek geweld, bedreiging of vernedering van bepaalde groepen.

photo 3 part 3.jpg

Neem het publiek: sommige mensen zijn vatbaarder voor xenofobie. Over het algemeen zijn dat mensen met sociaal conservatieve opvattingen, die te maken hebben met economische onzekerheid en een lager opleidingsniveau, zegt politicoloog en xenofobie-onderzoeker Lenka Drazanova. Ophitsers van xenofobie weten dat maar al te goed, maar hun tegenstanders niet altijd. “In discussies over migratie wordt bijvoorbeeld vaak gezegd dat migranten tot culturele verrijking leiden, maar iemand die wat conservatiever is wil dat nou juist niet. Als je xenofobie wil bestrijden, probeer dan niet conservatieven in liberalen te veranderen, want dat werkt niet.” Wat mogelijk wel werkt, is foute informatie weerleggen; pak bijvoorbeeld de cijfers erbij die aantonen dat een azc meestal niet tot overlast leidt.

De sociaal-politieke context van een uitspraak doet er bijvoorbeeld toe omdat belediging van een al gemarginaliseerde groep grotere gevolgen heeft dan hetzelfde taalgebruik over iemand met macht. Daarom gaat volgens de VN-definitie van haattaal de term nóóit op voor kritiek op instanties of publieke figuren, zoals politici of religieuze leiders.

Ook belangrijk: wie er aan het woord is. Natuurlijk zal een twitteraar met vijf volgers minder schade aanrichten dan een beroemdheid of politicus. Om die reden moeten politici vooroplopen in de strijd tegen xenofobie en elke vorm van haat, zegt Ghidei: “Mensen aan de macht moeten grenzen stellen aan wat wel en niet gezegd kan worden. Niet door de vrijheid van meningsuiting in te perken, maar met tegenspraak, het weerleggen van feiten, grenzen stellen en zo een signaal afgeven dat haattaal niet geaccepteerd wordt.” Dat kan bijvoorbeeld middels een gedragscode in het parlement, en door elkaar ferm aan te spreken bij het gebruik van haattaal.

Verder heeft elk medium heeft zo zijn eigen mechanismen. Aan de ene kant is haattaal vooral gevaarlijk in de grote media, omdat bekende mediatitels voor een groot deel bepalen welk taalgebruik ‘normaal’ is. Daarom heeft het Network for Ethical Journalism bijvoorbeeld enkele richtlijnen opgesteld voor berichtgeving over migratie, zoals altijd migranten aan het woord laten, en de verschillen kennen tussen ‘asielzoeker’, ‘vluchteling’ en ‘migrant’.

Tegelijk ligt er een rol bij sociale mediabedrijven: die liggen al jaren onder vuur omdat hun verdienmodel rust op algoritmen die vooral ‘spraakmakende’ posts uitvergroot en ervoor zorgen dat gebruikers snel in een spiraal van extreme content terecht komen. En onderzoek toont aan: hoe vaker een haatdragende boodschap wordt herhaald, hoe meer die wordt geaccepteerd. Om die reden wordt het aangeraden om online haatberichten niet te delen of er op een andere manier op te reageren; dat vergroot het bereik. Wil je toch de boodschap tegenspreken, dan kan een screenshot van het oorspronkelijke bericht uitkomst bieden.

photo 4 part 3.jpg

Meer meldingen, maar niet per se meer discriminatie

Haattaal is uiteindelijk maar één kant van het verhaal: xenofobie bestaat ook uit uitsluiting en discriminatie. Cijfers laten zien dat Nederlanders zich niet altijd lijken te realiseren dat ze zulke discriminatie kunnen melden. Volgens onderzoek van het Sociaal en Cultureel planbureau doet slechts één op de vijf mensen die discriminatie ervaren ergens een melding. Een groot deel van hen komt niet verder dan een direct contactpersoon, zoals een docent, manager of vertrouwenspersoon. 3 procent van de discriminatie wordt gemeld bij een officiële instantie, zoals de politie, een regionaal discriminatiemeldpunt (ADV) of het Mensenrechtencollege.

photo 5 part 3.jpg

Langzamerhand lijkt de meldingsbereidheid van discriminatie in Nederland wel toe te nemen, zo blijkt uit het meest recente rapport van Discriminatie.nl (2021) over discriminatiemeldingen in Nederland. Vanwege die lage bereidheid zegt het rapport weinig over de totale omvang van discriminatie, maar ze geven wel een beeld van het type discriminatie dat in Nederland het meeste voorkomt. Afkomst – de basis voor zowel racisme als xenofobie – is al jaren de meest voorkomende discriminatiegrond in de meldingen bij vrijwel alle instanties.

Ook een rechtszaak tegen haattaal is zeldzaam, op enkele bekende (en succesvolle) voorbeelden na. Zo won journalist Clarice Gargard in 2020 een rechtszaak rondom online haatberichten, waardoor 24 personen tot taakstraffen en geldboetes werden veroordeeld. En PVV-leider Geert Wilders werd vorig jaar in hoger beroep opnieuw veroordeeld voor groepsbelediging vanwege zijn 'minder Marokkanen'-uitspraak.

Maar dat zijn uitzonderingen, zegt Ghidei. En dat is zonde: “We zijn bang om te procederen omdat we bang zijn om te verliezen – dat geldt ook voor het Openbaar Ministerie. Dus gaan we zaken onder tafel schuiven. Terwijl we ook Natuurlijk hoeft niet alles via de rechter bevochten te worden, maar die instrumenten zijn wel belangrijk: we kunnen een rechtszaak starten, strategisch procederen. Laten we die instrumenten benutten.”

Dit was het derde deel in een drieluik over xenofobie. De delen zijn afzonderlijk van elkaar te lezen. Lees in deel 1 over wat xenofobie eigenlijk is en in deel 2 hoe xenofobie ‘normaal’ werd in Nederland